Boek
Lang heeft het konijn de lach gezocht. Zo zielsgraag had het konijngekend de luide lach. Waarom het de lach zo graag had gekend, weetik niet. Zo iets kan men niet weten. Het konijn heeft de lach nietgevonden. Maar het was de lach zeer nabij. Dat het het geheim van delach zo nabij was, weet het konijn niet. Vlak vóór de lach hield dekennis van het konijn halt. Daar vond het in plaats van de lach die hetzocht, de verwondering die het niet zocht. Dit nu is iets wat buitenhet begrijpen van het konijn valt: hoe je in plaats van het gezochteiets anders vindt. Daarom verwondert het konijn zich zeer om deverwondering. En daar het met deze verwondering geen blijf weet,toont het konijn zich voortdurend verwonderd, gans onbeholpen. Hetweet zelf niet hoe verwonderd het is. Uit zijn verwondering groeidezijn nieuwsgierigheid. Doch van huize uit droeg het de vrees mee. Nuweet het konijn niet goed welke zelfraad te volgen: óf de rasvreesóf de nieuwsgierigheid die, in de wereld van het konijn, alreeds eenbeschavingsverschijnsel is. Alleen waar licht gloeit in de nacht, wordtde beschaving te sterk en werpt het konijn zich roekeloos in zijnondergang. Het duurt nog wel een tijd alvoor het konijn zal geleerdhebben in dit geval te luisteren naar de stem van het ras, van de vrees.Dan komt het konijn tot het nuanceren zijner nieuwsgierigheid.Dit echter geschiedt nog zo spoedig niet. De stropers met de lichtbakmogen gerust zijn. Het konijn leert slecht.uit: Paul van Ostaijen: "Diergaarde voor kinderen van nu."Eerste reeks. In "Vlaamsche Arbeid", juni-juli 1926. «
Boeklezers.nl is een netwerk voor sociaal lezen. Wij helpen lezers nieuwe boeken en schrijvers ontdekken, en brengen lezers met elkaar en schrijvers in contact. Meer lezen »