Welkom op Boeklezers.nl

Boeklezers.nl is een netwerk voor sociaal lezen. Wij helpen lezers nieuwe boeken en schrijvers ontdekken, en brengen lezers met elkaar en schrijvers in contact. Meer lezen »

Meedoen

De geast fan de Fryske Wâlden

Vier keer per jaar kwam de beestekoopman langs. Hij had een pet op, droeg klompen en sprak Drents met de boeren in Drenthe en Gronings met boeren uit Groningen en kende ook de typisch Friese terminologie. Omgekeerd was niet de bedoeling: ‘Een goj die Jiddisch schmust daar rust geen broche op.’

Hij nam ruim de tijd voor zijn bezoek én, heel apart, pake luisterde naar hem en antwoordde in het Fries dat de veehaandeler verstond. Het zakendoen gebeurde, al of niet, op het laatste moment. Hij was een man van de wereld, in nijslêzer dy wist wat fleis hy yn ’e kûpe hat. Zijn naam was Ljochtwelle en hij kon goed vertellen, ook over vroeger. Pake heeft zijn vader nog gekend en vaag herinner ik mij dat hij langskwam met zijn half-blinde zoon. Het zijn relaties die generaties verbinden. 

De veehandelaar kwam nooit alleen, hij had een chauffeur. Niet omdat hij zich als een rijke koopman liet vervoeren, zo’n vetpot was die handel nou ook weer niet, maar zijn ogen zagen te weinig. Hij had een bril met dikke glazen en daarachter kleine toegeknepen varkensoogjes. Hij liep tastend en meestal ging dat goed. Eén keer sneuvelde de ruit van de achterdeur toen hij binnenkwam. Hij was royaal in zijn spijtbetuigingen en heeft er voor gezorgd dat alles weer in orde werd gemaakt. Ik vond het tof als hij er was. Hij stopte me stiekem een snoepje of centje toe en drukte mijn vuistje dicht.Ik verheug mij op zijn komst. Hij vertelt over vroeger toen de veemarkten niet doorgingen als ze in de hoogtijdagen vielen. Ik heb hem gevraagd of ik een keertje met hem mee mocht.

Bij de boeren die hij bezocht introduceerde hij me met een verhaal dat niet helemaal klopte maar waarmee hij wel amuseerde. Zijn vertelkunst was maatwerk. Het onderhouden van langdurige relaties van vader op zoon was de basis van zijn handel. Hij was op de hoogte van de marktprijzen en kon de gezondheid en het gewicht van een koe of vaars goed inschatten. Hij was niet te beroerd om zijn mouwen op te stropen en zijn arm in het rectum van de koe te douwen om de zwangerschap te voelen. De handelaar luisterde in alle vroegte naar de radio en las de markberichten in de kranten. Internet lukte niet met zijn ogen.

Hij ging maar zelden naar de Feemerk Ljouwert, één keer heeft hij me in het duister van de nanacht opgehaald. Ik zat op de achterbank van zijn auto, ingeklemd tussen twee boeren die de vroege dag begonnen met erwtensoep en roggebrood en de ochtendmarkt afsloten met een beerenburg.

Ik heb veel van Ljochtwelle geleerd. Als handelaar had hij een pokerface, maar achter zijn brillenglazen scholen pretoogjes, en als hij zag dat ik hem aankeek dan wisselde hij haast onmerkbaar een blik van verstandhouding. Ja, voordat ik handelingsbevoegd werd was ik al behoorlijk handelsbekwaam en dat had ik aan hem te danken: ‘Ja Jeltske, in de handel moet je heel eerlijk en een beetje goochem zijn’.

De lessen van deze broodetende profeet zijn mij bijgebleven. Het brood van de dominee was andere koek. Pake laat zich niet makkelijk de les lezen maar deze twee heren gedoogde hij en ik begrijp wel waarom. De een staat voor het aardse, de ander voor het hoger doel en ze zijn niet blind voor elkaar. Elke vraag past of de een of de ander en ze gunnen ús pake it rjocht op it lêste wurd.

Toen Rintske en ik voor het eerst samen op avontuur gingen in het wâld kwamen we daar de dominee in het wild tegen. Hij oefende zijn preken, sprak tot de Here, gebaarde en was diep in zichzelf verzonken. Rintske klampte zich aan mij vast, in den beginne was het eng en spannend tegelijk zoals alles in het bos.  Geritsel in de struiken, de dierengeluiden en de soms wonderlijke lichtval tussen de bomen en in de open plekken werden steeds vertrouwder en de dominee was er onderdeel van. Onopgemerkt volgden we hem. Soms wierp hij zich ter aarde en hoorden wij zijn klaagzangen en dankgebeden. Het maakte diepe indruk evenals de preken waar hij ruim de tijd voor nam. Er waren vaak pauzes en daarna, alsof hij zijn woorden uit een onpeilbare diepte omhoog viste, volgde een beklemmende verzuchting. Het waren fluisterende donderpreken, langzaam en soms mompelend uitgesproken met een dreigend aanzwellende rollende r. Ik kon er ademloos naar luisteren. Rintske viel meestal na de eerste woorden al in slaap.

Maakte haar rustig ademende lichaam, veilig tegen mij aan, mij extra ontvankelijk voor zijn hypnotiserende woorden?

Hij verhief zijn stem als hij sprak over het ‘kleine geloof’, daarmee bedoelde hij de uiterlijkheden en de regels:

‘Geloof is geen zaak van het verstand en als u dat denkt – ach ik bid u, houdt het er toch niet voor – dan moet ik u deze illusie benemen. Gij bedriegt uzelf en na een pauze herhaalde hij die laatse zin. Inwendige roeping, daar ging het om en hij straalde dat ook uit op een indrukwekkende wijze. Zijn worsteling was ongepolijst, schaamteloos eerlijk en authentiek. Zijn kleine gemeente bestond vooral uit bevindelijke boeren.

Na ongeveer een jaar hebben we ons kenbaar gemaakt door hem zogenaamd in het wâld tegen het lijf te lopen. Het bespieden begon te knagen en ik vertelde hem dat we hem al eerder gezien en gehoord hadden. Hij keek er niet van op, trok er zich niet veel van aan en de aanspraak leek hem te amuseren. We wezen hem op dassenburchten en verscholen nestjes en moeiteloos  en terloops nam hij dat op in zijn doorlopende betoog:

‘De vossen hebben hun holen, en de vogels hun nesten, maar de mensenzoon heeft geen plaats om zijn hoofd neer te leggen en te rusten. Wil je mij volgen? Besef dan dat ik geen schuilplaats te bieden heb waarin je jezelf kunt verbergen, waarin je kunt vluchten voor jezelf, waarin je kunt ontsnappen aan je eigen verantwoordelijkheid, aan het gebod van de liefde in jezelf. Wij mensen dienen te beseffen dat we niet als de vossen en de vogels een schuilplaats moeten zoeken, maar juist de moed kunnen verzamelen om te voorschijn te komen in onze ware gedaante, met ons oorspronkelijk gelaat, in onze unieke eigenheid.’

Het was dat ‘wij’ dat mij aansprak, hij wees niet met een priemende vinger naar de ander, nou ja, over de kleingelovigen ‘die zaken misten die voor ieder mens onmisbaar zijn’ was hij duidelijk. Met ‘zaken’ bedoelde hij het geloof dat in de Christus de Zalige is en buiten hem zwarte duisternis:

‘Wereldse mensen, gij zult het eenmaal verstaan dat er buiten hem geen leven is. Geloof is geen weten maar geloof en dáár is de Heiligmaker en daar zijn vele andere zegeningen en deze zegeningen zijn de vrúchten van het geloof’.

Mijn latere godsdienstleraar zei: ‘Hij schuurt tegen de godsdienstwaanzin aan maar het is huiveringwekkend oprecht’.

18 Juli 2014, 13:14:36  - 342 maal bekeken