Boek
De bepaling van artikel 3:85 Burgerlijk Wetboek (BW) is, gelet op het unieke en uitzonderlijk leerstellige karakter ervan, in meer dan één opzicht opmerkelijk: er ligt de gedachte aan ten grondslag dat het eigendomsrecht een 'ewiges Recht', een 'droit perpétuel', is, zodat de aard ervan zich verzet tegen een overdracht onder een goederenrechtelijk werkende eindtermijn. Die gedachte wordt niet zelden ondersteund door een verwijzing naar het klasssiek-Romeinse eigendomsbegrip. Als regel pleegt men zich daarvoor te beroepen op slechts één passage uit een pas in de negentiende eeuw ontdekte tekst, de zogeheten Fragmenta Vaticana (FV 283). Dáárop werd in de negentiende eeuw door Duitse rechtshistorici het dogma van de tijdloosheid van het eigendomsrecht gebaseerd. Dáármee ook begint een zoektocht die de lezer van het klassieke Romeinse recht en het middeleeuwse gemene recht, de ware grondslag van het huidige vermogensrecht, voert naar het enige overgebleven 'costumiere' rechtsstelsel in Europa, de Engelse 'common law', die de factor tijd tot de basis heeft gemaakt van zijn goederenrechtelijk systeem. De daaropvolgende tegenoverstelling van het Duitse en Franse recht confronteert de lezer met twee verschillende visies op het karakter van het eigendomsrecht in zijn verhouding tot de factor tijd. In het laatste hoofdstuk wordt - nadat is vastgesteld dat het Nederlandse recht onder de vigeur van het OBW géén dogma kende als dat wat aan artikel 3:85 lid 1 BW ten grondslag ligt - de wordingsgeschiedenis van artikel 3:85 lid 1 beschreven en wordt de betekenis van die bepaling voor het huidige Nederlandse recht geschetst. In de slotbeschouwing komt de vraag aan de orde wat Meijers heeft bewogen een standpunt in te nemen dat zó van de destijds in Nederland heersende leer afwijkt. «
Boeklezers.nl is een netwerk voor sociaal lezen. Wij helpen lezers nieuwe boeken en schrijvers ontdekken, en brengen lezers met elkaar en schrijvers in contact. Meer lezen »
Er zijn nog geen recensies voor dit boek.