<strong>De deelnemingsvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969</strong> is de belangrijkste objectieve vrijstelling in de vennootschapsbelasting... » 

De deelnemingsvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is de belangrijkste objectieve vrijstelling in de vennootschapsbelasting. In samenhang met de door Nederland gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting is de deelnemingsvrijstelling een belangrijke peiler voor het Nederlandse vestigingsklimaat. De deelnemingsvrijstelling is sedert 1970 een aantal malen grondig gewijzigd enerzijds om oneigenlijk gebruik te voorkomen en anderzijds de regeling aan Europese richtlijnen aan te passen. Ook de internationale concurrentiestrijd trekt op dit gebied de aandacht. De wetswijzigingen tot 1 januari 2008 en de sinds de vorige druk verschenen jurisprudentie en ministerile aanwijzingen worden in deze 8e druk besproken. Deze geheel herziene 8e druk zal voor het eerst bestaan uit twee delen. Voor deze tweedeling is gekozen vanwege de bijzondere complexiteit van deelnemingsaspecten bij fusies en splitsingen welke in het tweede deel worden behandeld.Prof. mr. D. Juch 1940 studeerde aan de Rijksbelastingacademie en werd in 1962 adjunct inspecteur van s Rijks belastingen. In 1966 deed hij doctoraal examen fiscaal recht aan de Katholieke Hogeschool Tilburg thans Katholieke Universiteit Brabant waar hij in 1974 promoveerde tot doctor in de rechtsgeleerdheid. In 1987 is hij benoemd tot hoogleraar belastingrecht aan de Katholieke Universiteit Brabant. Sinds 1964 is hij als belastingadviseur verbonden aan Loyens Loeff voorheen Loyens Volkmaars achtereenvolgens te Rotterdam Breda en Eindhoven.Mr. W.C.M. Martens 1973 studeerde fiscaal recht aan de Katholieke Universiteit Brabant. In 2001 heeft hij de postdoctorale opleiding Europese Fiscale Studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam afgerond. Sinds 1996 is hij als belastingadviseur verbonden aan Loyens Loeff voorheen Loyens Volkmaars te Eindhoven. «