Boek
Goed vennootschapsbestuur vergt creativiteit en impliceert niet voor de hand liggende en risicovolle beslissingen. Voor een bestuurder is het vaak dansen op het slappe koord. Als enige richtlijn geldt dat hij moet besturen in het belang van de vennootschap. Maar wat is dat vennootschapsbelang precies? En hoe moet een bestuurder handelen als dat belang in conflict komt met de belangen van derden? Mag hij als bestuurder zomaar belangrijke activa van de vennootschap verkopen? Kunnen aandeelhouders hem hierop aanspreken? Kan hij zich indekken door vooraf toestemming te vragen aan de algemene vergadering?Schuldeisers en aandeelhouders staan in principe aan de zijlijn toe te kijken hoe het bestuur de vennootschap naar succes of falen leidt. Kunnen zij de bestuurder actief tot verantwoordelijkheid brengen? En wat indien de meerderheidsaandeelhouders de bestuurder stelselmatig kwijten? Kan een curator achteraf nog tegen een dergelijke kwijting opkomen? En in welke mate mag de rechter a posteriori de beleidsbeslissingen van de bestuurders toetsen en beoordelen?Deze en andere vragen komen aan bod in dit eerste Nederlandstalige boek dat een alomvattend onderzoek voert naar de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders. De auteur opteerde voor een didactische aanpak qua structuur doorspekt met voorbeelden uit de praktijk. Hij pleit daarbij voor een evenwichtige verhouding tussen de responsabilisering van bestuurders en een quasi automatisme waarbij bestuurders systematisch moeten opdraaien voor de schulden van hun onderneming. «
Boeklezers.nl is een netwerk voor sociaal lezen. Wij helpen lezers nieuwe boeken en schrijvers ontdekken, en brengen lezers met elkaar en schrijvers in contact. Meer lezen »
Er zijn nog geen recensies voor dit boek.